Geschreven door Rien Zegers op 14-11-2016
Marinus Zegers.
Hoe kwam Marinus Zegers in Concentratiekamp Neuengamme terecht?
Marinus (Rinus) Zegers is op 19 augustus 1910 geboren in Rotterdam. Hij was de jongste zoon van Marinus Zegers en Johanna Hendrika de Geus en had nog 4 broers t.w. Engel, Pieter Jacobus (Piet), Cornelis (Kees), Arie Jan Jacobus (Aat) en zus Marie Johanna (Mary). Na de lagere school te hebben doorlopen, ging hij naar de ULO in Rotterdam. Dit was geen succes en na twee maal te zijn blijven zitten en ook vanwege het overlijden van zijn vader in 1926 (Rinus was toen 16 jaar) is hij van school gegaan. Hij vond toen werk als magazijnbediende bij Electrostoom in Rotterdam. Broer Engel is in 1928 naar Amerika geëmigreerd.
Op 19 augustus 1936 trouwde hij met Paulina (Lien) de Bruin en ging met haar wonen op de 1e etage in het huis Passerelstraat 37 a te Rotterdam. Op de 2e etage van deze woning woonden de ouders van Paulina (Lien) de Bruin (Willem de Bruin en Aafje Bezemer), die ook nog 3 ongehuwde kinderen, t.w. 2 zoons en 1 dochter, in huis hadden.
Op 15 april 1939 werd uit het huwelijk van Marinus (Rinus) en Paulina (Lien) hun zoon Marinus Willem (Rini) geboren.
Tot 1943 heeft Rinus gewerkt bij Electrostoom, maar door de oorlogstoestand werd het werk daar minder en besloot Rinus te solliciteren bij de Nederlandse Spoorwegen. Daar werd hij aangenomen als assistent-rechercheur bij de afdeling Spoorwegpolitie.
In het gezin van Marinus Zegers en Johanna Hendrika de Geus was in 1942 al het eerste oorlogsslachtoffer te betreuren. Hun zoon Pieter Jacobus (Piet), die als majoortelegrafist bij de Koninklijke Marine diende, kwam op 27 februari 1942 a.b. van HMS “de Ruyter” tijdens de slag in de Javazee om het leven en kreeg een zeemansgraf. Hij werd onderscheiden met het “Bronzen Kruis.”
Hun zoon Arie Jan Jacob (Aat) was ongehuwd en werkte als ambtenaar bij de gemeente Rotterdam op het stadhuis. Hij woonde nog bij zijn moeder. Hij zat in het verzet en vervalste persoonsbewijzen, bonkaarten e.d. voor onderduikers w.o. joden. Zijn zus Maria Johanna (Mary) had ook een joodse familie in haar huis.
Aat haalde Marinus en Paulina over om ook onderduikers in huis te nemen. Dit gebeurde dus ook in hun huis in de Passerelstraat.
Op woensdag 31 maart 1943 om circa 12.30 uur werd Rotterdam-West gebombardeerd. De jongste zus van Lien t.w. Corrie (die net 3 weken was getrouwd en nog bij haar ouders in de Passerelstraat op de 2e etage- woonde) wilde die woensdag nog naar nieuwe meubels gaan kijken in de Grote Visserijstraat. Rini wilde mee achter op de fiets, maar Corrie zei, dat dit niet mogelijk was, want ze moest snel fietsen om vóór 13.00 uur in de meubelwinkel te zijn, want na die tijd was de winkel gesloten. Op dat moment vielen de bommen op Rotterdam-West (het zgn.“Vergeten Bombardement”). Zij is gevonden op de hoek van de Grote Visserijstraat en Schiedamseweg in Rotterdam-West en werd geïdentificeerd aan de merkjes in haar kleding!
In de loop van 1943 kwam er bij Rinus Zegers en Lien de Bruin een joodse familie, t.w. het gezin Vleeschhouwer in huis. Begin 1944 nam een zus van Lien deze familie in haar huis, want haar man was gevorderd door de Duitsers voor werk in Duitsland.
Rinus en Lien kregen via broer Aat de joodse onderduiker “Louis Dormits” in huis. Louis Dormits had als schuilnaam: “Joop Bartels”. Hij kon niet naar buiten, maar deed wel spelletjes met Rini Zegers, las hem voor enz.
Aat Zegers had in het huis van zijn moeder, die in april 1944 was overleden, behalve zijn zus ook nog 23 joodse onderduikers in huis.
Op dinsdag 8 augustus 1944 deed de S.D. een inval in die woning, waarbij alle onderduikers en Aad en zus Mary werden ook meegenomen en naar het hoofdbureau van politie, Haagse Veer in Rotterdam gebracht. De joodse onderduikers zijn naar Westerbork overgebracht en later naar Auschwitz, bijna alle zijn vergast. Wel zeker is dat, één van hen, mevrouw Bloeme Emden Auschwitz heeft overleefd. Aat werd op 29 augustus 1944 naar Kamp Vught gebracht en daar op 30 augustus 1944 gefusilleerd. Mary werd op 14 september 1944 vrijgelaten uit het hoofdbureau van politie te Rotterdam.
Op woensdag 9 augustus 1944 om circa 10.30 uur werd er aangebeld bij Passerelstraat 37 a. Rinus, Lien en hun zoontje Rini waren thuis. De onderduiker Louis Dormits (“Joop Bartels”) was gewaarschuwd, dat de groep onderduikers bij Aat Zegers de dag er voor was opgepakt en kon nog vluchten. Louis Dormits heeft de oorlog overleefd en is in de jaren ’80 gestorven.
Eerst kwamen twee politiemensen (?) t.w. SD-ers naar boven en even later kwam er nog een SD-er vanaf de 2e verdieping naar beneden. Hij was via de naastgelegen buren naar de zolder gegaan en via de tussengoot naar de zolder van opa en oma de Bruin naar binnen gekomen.
De drie SD-ers liepen door het huis van Rinus en Lien en doorzochten alle kamers en klopten op de kasten in de slaap- en woonkamer, want daar boven waren loze ruimten. Keken ook onder bedden, doch gelukkig was er niemand op de 1e verdieping, behalve Rinus, Lien en hun zoontje Rini (die hoewel ruim 5 jaar oud alles heeft gezien en gehoord). Eén van de drie SD-ers zei tegen Rinus: “Waar zijn de onderduikers?” waarop Rinus antwoordde: “Er is hier verder niemand, dan wij drieën.” Daarop moest Lien hun zoontje uitkleden, want de SD dacht dat een jodenkind was. Vader en moeder zeiden: “Dat is ons kind!”. Eén van de SD-ers zei tegen Rinus: “Beken nu maar, dan komen wij je vrouw en kind ook halen!” Rinus zei: “Er valt niets te bekennen, want verder is hier niemand.” Daarop namen de SD-ers Rinus mee naar het hoofdbureau van politie, Haagse Veer in Rotterdam.
Rinus werd opgesloten in cel 28 met de aanklacht “Jodenbegunstiging”. Broer Aat was opgesloten in cel 18. Op 20 augustus 1944 heeft Rinus vanuit dit politiebureau een brief geschreven aan vrouw en kind.
Op 14 september 1944 is Rinus overgebracht naar Kamp Amersfoort. Hij kreeg daar nr.: 7181.
Op 11 oktober 1944 werd hij per trein op transport gesteld, met o.a. de mensen uit Putten, naar het Concentratiekamp Neuengamme en daar kwamen zij op 14 oktober 1944 aan.
In KZ Neuengamme werd hij politieke gevangene nr.: 56385.
Op 3 februari 1945 is hij in Neuengamme overleden.
Dit verhaal is geschreven door Marinus Willem (Rini), hij was op 9 augustus 1944 persoonlijk getuige, toen zijn vader uit huis werd gehaald door de SD.