Geschreven door Pieter Dekker op 04-09-2024
Worms, Juda, Amsterdam 12-8-1898, venter
Woonachtig: Derde Oosterparkstraat 132 hs, Amsterdam
Afkomst: van Joodse afkomst, naam op het Joods Monument
Juda Worms heeft zes jaar met vrouw en kinderen op Derde Oosterparkstraat 132 hs gewoond. Hij was de jongste op één na van acht kinderen, die vrijwel allemaal in de markthandel terechtkwamen: de een verkocht fruit in Noord, de ander lingerie op de Dappermarkt, weer anderen handelden in ongeregelde goederen. Dat Juda ging handelen in lompen, metalen en gedragen kleding, verbaast dan ook niet.
Dat was halverwege de jaren dertig. Daarvoor is hij hoogstwaarschijnlijk in militaire dienst geweest. Ik neem tenminste aan dat hij dezelfde is als de werkloze Juda Worms die op 3 mei 1917, hoewel hij had aangegeven zwakke ogen te hebben, werd goedgekeurd. Dat lijkt een smoes, want hij had wel een blinde broer, de twaalf jaar oudere Philip, maar wie de enig bekende foto van Juda ziet, kan zich van zwakke ogen weinig voorstellen. De keuringsarts kennelijk ook niet, want enige tijd later zit de 1 meter 65 lange Juda bij de infanterie. In 1922 wordt hij overgeplaatst naar het Regiment Kustartillerie, het legeronderdeel waarvan hij bij de keuring had gezegd dat daar zijn voorkeur naar uitging.
Toen hij een paar jaar later, op 2 december 1925, trouwde met de drie jaar jongere Rachel Porcelijn, verdiende Juda zijn brood met straathandel in vis in Amsterdam-Oost, ‘versche, gezouten en gerookte visch’. Mogelijk samen met zijn schoonvader, David Porcelijn, die al jaren visventer was. In 1936 verhuist het gezin, inmiddels uitgebreid met de zonen Hartog (1926) en Aron David (1928), van Vrolikstraat 275 naar het genoemde adres aan de Derde Oosterparkstraat. Ook verruilt Juda de handel in vis, die na het afsluiten van de Zuiderzee steeds slechter werd, voor die in wat nu recyclewaren zouden heten. Dat was evenmin een vetpot: in het eerste oorlogsjaar kreeg hij ook een bijdrage uit de gemeentelijke steunkas.
Eerder dan zijn vrouw en kinderen is Juda door de nazi’s omgebracht. Na eerst naar Neuengamme te zijn gedeporteerd is hij, samen met 44 landgenoten, overgebracht naar Landes Heil- und Pflegeanstalt Bernburg, waar hij op 2 juli 1942 in een gaskamer is gedood.
Bron; Website Rudi Harthoorn