Geschreven door Frans Lavell op 30-01-2018
Uit Wikipedia:
De Visser was van eenvoudige komaf en had voor hij de politiek in ging diverse baantjes. Zijn oorspronkelijke beroep was glazenwasser. Hij was onder andere medeoprichter van het tijdschrift 'De Tribune' en trad in 1909 uit de SDAP. In 1915 werd hij lid van de Revolutionair Socialistische Vereeniging (RSV). Tijdens de verkiezingscampagne van 1918 zat hij vast vanwege een 'rumoerige betoging'. Later ging zijn partij op in de CPN. Na een crisis in het partijbestuur, waarbij diverse bestuursleden aftraden, werd hij in 1925 voorzitter van de CPN en lid van de Tweede Kamer.
Hij schuwde als Tweede Kamerlid het gebruik van krasse taal niet en kwam daardoor vaak in aanvaring met de voorzitter. De Visser lag desondanks beter bij zijn medeleden dan Wijnkoop, omdat hij in de persoonlijke omgang gemoedelijk was. Hij was tevens lid van de Haagse gemeenteraad en van de Staten van Zuid-Holland.
Op Prinsjesdag 1934 werd hij samen met twee fractiegenoten op verzoek van de voorzitter met veel geweld door de politie uit de gemeenschappelijke vergadering van Eerste en Tweede Kamer gezet, omdat ze bij het binnenkomen van de koningin "Indië los van Holland" hadden geroepen. Ondanks bewijsstukken als bebloede kleding werd ontkend dat de politie excessief geweld had gebruikt.
Op 10 mei 1940 werd Louis de Visser naar aanleiding van de Duitse inval door de Haagse Politie Inlichtingendienst gearresteerd. Hij werd 15 mei weer vrijgelaten, maar te laat om nog naar de vergadering van het partijbestuur in Amsterdam te kunnen gaan waar besloten werd om met de CPN ondergronds te gaan. Op 16 mei 1940 is hij wel aanwezig bij een vergadering in Den Haag van een zevental prominente communisten, waarbij besloten wordt de legale CPN op te heffen en een ondergrondse partij te stichten. Deze vergadering was een vervolg van de vergadering de vorige dag in Amsterdam. De Visser wordt buiten het verzet van de partij gelaten, omdat hij als bekende Nederlander te veel risico voor zichzelf en de anderen vormt. Wel blijft De Visser op de achtergrond adviezen geven, vooral aan de ondergrondse Haagse CPN, die bekendstaat als De Vonk-groep.
Hij zegde zijn lidmaatschap op van de Tweede Kamer op in een brief aan voorzitter J.R.H. van Schaik.
Op 25 juni 1941 wordt hij samen met 18 andere personen uit de regio Den Haag door de bezetter gearresteerd bij het oprollen van De Vonk-groep. Deze arrestaties staan bekend als de functionarissenarrestaties, alhoewel het voor het grootste deel geen communistische functionarissen betreft. De Visser stond boven aan die lijst. De namen voor deze lijst waren geleverd door de burgemeesters en (hoofd-)commissarissen van politie in de regio Den Haag. De uiteindelijke lijst is samengesteld door Johannes Eckhardt van de Haagse Politie Inlichtingendienst, die na de oorlog BVD-ambtenaar zou worden. Van de 19 personen zijn er 16 om het leven gekomen, één is vrijgelaten omdat bij de arrestatie sprake was van persoonsverwisseling.
Nog in 1941 is De Visser naar concentratiekamp Neuengamme overgebracht. Als oudere persoon zou hij geen kans van overleven hebben, maar Nederlandse communisten hebben alles in het werk gesteld om hem te doen overleven. De Visser kwam op 3 mei 1945 om het leven toen hij met andere gevangenen op het stoomschip Cap Arcona werd overgebracht uit Neuengamme, na het oprukken van de geallieerden. Het schip werd door Engelse vliegers in de Lübecker Bocht gebombardeerd