Hendrikus Pieter Vermeulen

Powered by vir2biz

Persoonsgegevens

VoornaamHendrikus Pieter
InitialenH.P.
AchternaamVermeulen
GeslachtMan
Geboren01-10-1890 in Culemborg.
Overleden28-11-1944 in Aurich-Engerhafe.
Plaats grafCulemborg, Nieuwe Algemene Begraafplaats

Reden arrestatieverzet

 

Neuengamme

Aangekomen op16-10-1944
Vanaf plaatsSachsenhausen*

Detentiegeschiedenis

Vught, tot 05-09-1944
Sachsenhausen, vanaf 06-09-1944vu tot 16-10-1944

Kampen

Engerhafe, Aurich-Engerhafe
Neuengamme

Voorkomen in literatuur

Hun naam leeft voort, blz. 219

Ingezonden verhalen over Hendrikus Pieter Vermeulen

Geschreven door Richard van de Velde beheerder van de website www.oorlogsslachtofferswestbetuwe.nl op 31-10-2019

Henk Vermeulen woonde op de Van Pallandtdreef 3, was getrouwd met J. Heij en kreeg bij haar twee kinderen: Bas en Henny. Hij was boekhouder op de houtzagerij van Verwoerd.

In Culemborg is hij bij de generatie die de oorlog bewust heeft meegemaakt nog immer een begrip. Er is zelfs een straatnaam naar hem vernoemd.
Henk organiseerde vanaf 1943 in Culemborg het plaatselijke LO-werk, de landelijke organisatie voor hulp aan, met name joodse, onderduikers en maakte later deel uit van de plaatselijke Knokploeg (verzetsbeweging). Hij was onder meer betrokken bij de organisatie van een overval op het distributiebonnenkantoor in de Slotstraat. Hier werden veel bonnen buitgemaakt, die nodig waren voor de levensonderhoud van onderduikers.

Op 31 juli 1944 werd hij door de Duitsers gearresteerd en naar de gevangenis in Arnhem overgebracht. Hij is daar bij de verhoren zwaar mishandeld, maar is niet doorgeslagen. Er werd bij hem thuis ook niets gevonden, want zaken die in die tijd het daglicht niet konden verdragen had hij opgeborgen op de houtzagerij van zijn werkgever Verwoerd.

Henk werd vervolgens overgebracht naar kamp Vught. Hier verbleef hij tot hij op 5 september werd getransporteerd naar Sachsenhausen. Op 16 oktober 1944 werd hij doorgestuurd naar Neuengamme waar hij in het nieuwe buitenkamp Aurich-Engerhafe te werk werd gesteld. Hier moest hij werken bij de aanleg van de Friesenwall.

Op 28 augustus 1944 gaf Hilter het bevel tot aanleg van de zgn. Friesenwall. Het strekte zich uit van de provincies Friesland, Groningen tot het oosten van Frisia. Dit alles ter bescherming van de volledige Noordzeekust tegen een gevreesde geallieerde invasie.

De barrière bestond uit twee delen, een direct in de dijken aan de kust. Daarachter werd de tweede lijn aangelegd met kanonplatforms en bunkers en met een systeem van tankgrachten. Heden ten dage zijn de tankgrachten die rond Aurich werden aangelegd slechts op enkele plaatsen zichtbaar. Dit is onder andere het geval in Heikebusch en in het Vinkburgerbos. Het had een lengte van 12 km, van Wallinghausen tot achter de kanaalsluizen in Wiesens.
De tankgrachten waren ongeveer 4 a 5 meter breed, 3 m diep en hadden steile kanten, waardoor de bodem slechts 50 cm breed was. Militair-technisch waren zij nutteloos, omdat de invasie in het zuiden plaatsvond en omdat de tankgrachten een invasie uit het noorden ook niet zou hebben kunnen tegengehouden.
De gevangenen in Engerhafe waren gevangenen uit concentratiekamp Neuengamme. Dit concentratiekamp was sinds 1938 in gebruik en lag ten zuidoosten van Hamburg. Het beschikte over zestig kleinere kampementen in de omgeving. Hier verbleven onder anderen 600 mannelijke inwoners uit de Nederlandse plaats Putten. Zij waren bij een strafexpeditie hier naartoe gedeporteerd.

Half oktober 1944 werden hier vandaan de eerste 400 gevangenen overgeplaatst naar Engerhafe. In deze plaats was reeds een kamp aanwezig, dat werd gebruikt door 400 Nederlanders die met de bouw van bunkers in Emden moesten helpen. Het kamp had de beschikking over een kerk, een diaconie en een school. De gevangenen moesten eerst de omheiningen aanleggen: prikkeldraad, wachttorens enz. Zij sloten zichzelf a.h.w. op. Daarna werden drie barakken gebouwd die als camouflage werden voorzien van steile daken, zodat zij uit de lucht op echte landbouwschuren leken. Uiteindelijk werden hier 2000 tot 2200 gevangenen ondergebracht. Elke barak van 50 bij 10 meter beschikte over 40 slaapplaatsen, die elk door twee tot drie personen werden gebruikt. Per bed was er één deken en één strozak beschikbaar. Er was in het hele kamp slechts één klein waslokaal voorhanden, waardoor de gevangenen slechts hun gezicht en handen konden wassen. Als toilet diende een balk boven een gat in de grond, waardoor ernstige infectieziektes (dysenterie) zich razendsnel uitbreidde onder de gevangenen.

De voeding was ontoereikend: afgezien van een armzalig ontbijt bestaand uit een stuk brood, ca 20 gram margarine en een beetje jam en worst kregen de gevangenen alleen `s avonds een dunne soep.

De dag begon ´s morgens om 4 uur met opstaan. Na het ontbijt vond op de verzamelplaats een tel-appel plaats. Om 6.30 uur liepen de gevangenen in rijen van vijf man gearmd naar het 2 km verderop gelegen station in Georgsheil. Hiervandaan werden ze per trein naar Aurich gebracht. Daar begon de voetmars door het stadje tot aan hun werkplek. Hier moesten ze zonder pauze tot het donker werd werken aan de antitankgrachten. Als gereedschap hadden ze slechts compleet ongeschikte kolenscheppen tot hun beschikking. Het regende in die herfst van 1944 bijna altijd, ze stonden vaak tot aan hun knieën in het water. De volledig verzwakte gevangenen waren overgeleverd aan de willekeur van gewelddadige kapo's, die hen sloegen en tot werken dwongen tot ze erbij neervielen.

Engerhafe was in elk geval één van de ergste concentratiekampen in Duitsland. Arbeiders die tijdens het werk het leven lieten, moesten door collega’s over de schouder worden terug gesleept naar het kamp. Na aanhoudende protesten van de plaatselijke bevolking werd hiervoor later door de kampleiding een handkar ter beschikking gesteld.

De ziekenbarak werd dodenbarak genoemd. Dagelijks waren daar 10 doden te betreuren. Zij werden op de aangrenzende begraafplaats eerst in eenpersoons graven begraven, maar door het hoge aantal kwam daar snel een massagraf voor in de plaats. In 1952 werden alle stoffelijke overschotten weer opgegraven en door de nauwkeurige beschrijving in de kerkarchieven konden bijna alle slachtoffers geïdentificeerd worden.

De kampleider was SS’er Erwin Seifert uit Tsjecho-Slowakije, werd in een strafproces in 1966 in Aurich niet vervolgd, wegens gebrek aan bewijs op het punt van beschuldiging van moord en het verjaren van de andere aanklachten.
Het kamp in Engerhafe werd in december 1944 ontmanteld. De laatste begrafenis vond plaats op 22 december 1944. Op 28 december 1944 was de aanleg van de tankgracht klaar. Enkele maanden later, na de capitulatie, moesten Duitse geïnterneerde soldaten de tankgrachten weer opvullen, waardoor er nu nauwelijks nog een stuk van te zien is. De barakken werden in de zomer van 1945 door dorpelingen onmiddellijk geplunderd.
Foto's van het kamp zijn er niet. Alleen enkele houtskooltekeningen.

In 1989 werd op het kerkhof te Engerhafe een gedenksteen onthuld met daarop alle 188 namen van de omgekomen slachtoffers van dit beruchte kamp. Ook de naam van Henk staat erbij.

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Inloggen

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Inloggen

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Inloggen