Albertus Cornelis Prins

Powered by vir2biz

Persoonsgegevens

VoornaamAlbertus Cornelis
InitialenA.C.
AchternaamPrins
GeslachtMan
Geboren04-12-1922
Overleden31-12-1944 in im Hauptlager KZ Neuengamme.


 

Neuengamme

Aangekomen op10-09-1944
Vanaf plaatsAmersfoort*

Detentiegeschiedenis

Amersfoort*, tot 10-09-1944*

Kampen

Neuengamme, hoofdkamp

Geleden ziektes

Sepsis (bloedvergiftiging) bij flegmone rechter onderbeen, Hamburg-Neuengamme, Hausdeich 60 tot 1944-12-31

Ingezonden verhalen over Albertus Cornelis Prins

Geschreven door Jan Bos op 12-07-2016

Geknakt in de bloei van het leven…..

“Slager als oorlogsslachtoffer in Lunteren”

door Jan Bos (dit verhaal heeft gestaan in het bulletin van maart 2015)


Inleiding

Plotseling werd er hard op de deur van Spoorstraat 13 gebonkt en hoorde Bep Prins geschreeuw in het Duits “aufmachen, alle raus”. Hij schrok omdat hij natuurlijk wist dat hij werk had geweigerd voor de Duitse bezetter en daarom onder gedoken zat elders in Lunteren. Omdat zijn moeder jarig was had hij het gewaagd om op bezoek te komen. Enkele momenten later was hij door soldaten van de Grüne Polizei gearresteerd en werd hij naar een gereedstaande auto gebracht. Hij zag in een flits de hem bekende Van Zweden, met de fiets aan de hand, in de nabijheid van de auto staan. Hij wist toen “ik ben verraden”. Het was de nacht van 13 op 14 mei 1944.

Het lijkt het begin van een spannend boek over de oorlogstijd maar dit moment van arrestatie was voor Bep Prins het begin van het einde want ruim 7 maanden later op 31 december 1944 vond hij de dood in concentratiekamp Neuengamme nabij Hamburg in Duitsland.

Bep Prins was een neef van mij maar ik heb hem nooit gekend. Zijn moeder en mijn vader waren broer en zus. Omdat ik interesse heb in stamboomonderzoek stuitte ik natuurlijk ook op de gegevens van mijn neef. Echter wat er exact in die oorlogsdagen had plaats gevonden met betrekking tot het verraad en arrestatie en uiteindelijk zijn dood was voor mij onbekend. Toen begon voor mij de zoektocht om deze missende gegevens te achterhalen. Dit verhaal zal hieronder verder beschreven worden waarbij de diverse gegevens werden verkregen via het gemeentearchief te Ede, de vereniging Oud Lunteren en het Nationaal Archief.

Wie was Bep Prins

Bep werd geboren op 4 december 1922 in het ziekenhuis te Utrecht en werd door zijn ouders Johannes Prins en Hendrika Bos de naam gegeven van Albertus Cornelis Prins. Direct na zijn geboorte moest hij al vechten voor zijn leven vanwege een zwakke gezondheid maar de behandelend arts verklaarde destijds: “hij wil leven!”. Hij groeide op aan het Klein Schutje in Veenendaal recht tegenover zijn grootouders Bos. Het Klein Schutje, nu Valleistraat, bestond destijds nog uit een Gelders en Stichts deel, gescheiden door de Grift. Zijn lagere schooltijd heeft hij deels in Veenendaal en deels in Ede doorgebracht want in 1932 verhuisde het gezin naar de Parkweg 88 in Ede. Inmiddels was zijn twee jaar jongere broer Cornelis Albertus (Kees) ook geboren. In 1936 verhuisde het gezin naar de Engweg 22 in Lunteren waar ze pension “Dennenheuvel” aanhielden. Het huis stond destijds midden in het bos en de jongens hadden daar, samen met hun oom, die even oud was, een zorgeloze tijd. Ze crosten met een motorfiets de bossen door en maakten een enorme katapult waarmee ze met grote stenen op een daar aanwezig tuinhuisje vuurden. Na enige tijd verhuisde het gezin weer en werd de woning aan de Spoorstraat 13, pension Wilhelmina, betrokken. Na de lagere school ging Bep aan het werk, dat voor die tijd heel normaal was. Hij kwam te werken bij de slagerij van C.J. Bos aan de Stationsstraat 7 te Lunteren waar hij het vak leerde en daar ook plezier in beleefde. Vaak kwam hij op de fiets naar zijn grootouders aan het Klein Schutje in Veenendaal fietsen met zijn witte kiel aan. Hij was een vrolijke knaap en gek op zijn familie waar hij dan ook regelmatig naartoe ging. Verder had hij ook artistieke gaven en tekende en schilderde hij objecten en de natuur in de omgeving van Ede en Lunteren. Toen de oorlog uitbrak was Bep 17 jaar oud. Op een gegeven moment werd ook Bep opgeroepen om te gaan werken in Duitsland. Zoals zoveel mannen destijds weigerde hij daaraan te voldoen en dook onder ergens “op de Berg” in Lunteren.


Het verraad en de arrestatie

Op zaterdag, 13 mei 1944 was Hendrika (Hein), de moeder van Bep, jarig en hij wilde daar beslist bij aanwezig zijn. Die avond waren diverse familieleden aanwezig en werd er feest gevierd. Omstreeks 23.00 uur ging iedereen van de overige familieleden naar huis zodat ze niet exact weten wat er die nacht is voorgevallen. Uit de weinige verhalen die Johan Prins, de vader van Bep, daarover heeft verteld kwam naar voren dat die nacht een inval werd gedaan door Duitse militairen met een NSB’er daarbij. Bep werd daarbij gearresteerd en meegenomen in een militair voertuig. Johan Prins heeft nog wel getracht de arrestatie van zijn zoon te voorkomen maar moest dat staken vanwege het overwicht aan Duitse militairen die hem fysiek belaagden.
Het verhaal ging dus dat Bep was verraden door een NSB’er maar onbekend was wie dat geweest was. In de archieven van de gemeente Ede, de politieregisters van zowel de Nederlandse als Duitse politie, werd geen informatie gevonden over de arrestatie van Bep. Om mogelijk meer informatie te verkrijgen werd in het informatieblad van de vereniging “Oud Lunteren” een bericht geplaatst waarin werd gevraagd om informatie. Uit nader onderzoek kwam een brief boven water van een andere onderduiker die vermoedelijk die nacht eveneens gearresteerd was. Deze onderduiker genaamd Hendrik Vliem had destijds een brief geschreven waarin hij verklaarde dat ze verraden zouden zijn door ene Van Zweden. Uit informatie bij het archief van de gemeente Ede bleek dat in Lunteren inderdaad twee NSB’ers hadden gewoond met de naam Van Zweden. Navraag bij het Nationaal Archief in Den Haag leverde op dat van beide personen Van Zweden dossiers aanwezig waren. Uiteindelijk bleek uit die dossiers dat Bep inderdaad verraden was en wel door Pieter Franciscus van Zweden, destijds wonende aan de Berkhofweg te Lunteren. (Zie verder bij de paragraaf: Nasleep)

Het verblijf in de kampen Amersfoort en Neuengamme

Toen Bep Prins in de arrestantenbus werd gezet bleken daar al andere Luntenaren in te zitten die eveneens opgepakt waren. Dit waren Hendrik Elbertsen van de Honskamperweg, Henk Vliem van de Dorpsstraat en Coenraads van de Barneveldseweg. Later op die avond werd ook nog Martinus Heij van de Molenweg gearresteerd. Ze werden daarna overgebracht naar de kazerne in Ede waar ze door de Gestapo werden gehoord en op 14 mei op transport werden gezet naar kamp Amersfoort. Bep werd daar als politiek gevangene (arbeitsverweigerung) ingeschreven onder het nummer 12183. Hoe het leven in kamp Amersfoort voor hem is geweest is niet te achterhalen maar uit documentatie, door anderen op papier gezet zal dat niet al te best zijn geweest.
Ondercommandant Kotälla voerde daar een schrikbewind uit. Een ex gevangene verklaarde destijds: “Hij was een sadist eerste klas. Gaarne schoot hij zijn pistool leeg op een weerloze troep. Naast zijn onafscheidelijke gummistok gebruikte hij vaak de loop van zijn pistool om te slaan.” Ook Henk Vliem die naar het kamp was overgebracht verklaarde in de brief die hij naar huis had geschreven: “In het kamp te moeten verblijven, je bent daar minder dan een beest. Het zijn duivels in mensengedaanten; nog erger. Tot het laatste moment gepest…” Uit een brief die Bep naar zijn ouders stuurde op 25 augustus 1944 blijkt niets van dergelijke mensonterende omstandigheden maar laat hij zijn nieuwsgierigheid blijken hoe het met zijn ouders en de rest van de familie gaat. Tevens is hij geïnteresseerd in pensiongasten en hoopt hen binnenkort weer te ontmoeten. Het zal echter anders gaan. Op 8 september 1944 wordt hij ontslagen vanuit kamp Amersfoort en overgebracht naar het kamp Neuengamme nabij Hamburg waar hij op 9 september 1944 wordt ingeschreven en daar kampnummer 49305 krijgt. Waarom hij niet zoals de overige Lunterse gevangenen naar Duitsland overgebracht wordt om daar te gaan werken is niet geheel duidelijk. Op zijn ontslagdocument en transportkaart van kamp Amersfoort staat Arbeit Einsatz Reich. Hoe zijn leven verder is gegaan is totaal onbekend totdat hij uiteindelijk komt te overlijden op 31 december 1944. Op de overlijdensakte staat dat de dood is veroorzaakt door “sepsis bei phlegmone rechter Schenkel” wat betekent bloedvergiftiging na een ontsteking aan de huid bij het rechter scheenbeen. Dergelijke verwondingen waren onder dit soort erbarmelijke omstandigheden meestal dodelijk alhoewel er geen zekerheid is of de opgegeven doodsoorzaken ook daadwerkelijk aan de orde waren. In het boek “Nederlanders in Neuengamme” wordt weergegeven dat: “ziek worden in het kamp vaak de dood tengevolge had. Algehele verzwakking, ondervoeding, de slechte hygiënische toestand in het kamp en het gebrek aan medische verzorging zorgden voor een snel afnemende weerstand, en daarmee stond de deur open voor allerlei ziekten. Infecties konden tot de gevreesde flegmonen leiden. In het ergste geval waren het allemaal kleine abcessen, die eigenlijk niet te behandelen waren. Bloedvergiftiging was het gevolg. In de Totesliste van Neuengamme staat een eindeloze opsomming van ziekten waaraan de gevangenen zijn gestorven. Wie de overlijdensgegevens van concentratiekampen nauwkeurig bestudeert, kan zich bovendien afvragen of zelfs deze informatie wel klopt. Vaak werd er maar wat opgeschreven. De gestorvenen werden door het lijkencommando uit de barakken gehaald en naar het crematorium gebracht.”

Nasleep

Zoals hiervoor beschreven bleek dat Bep was verraden door een NSB’er. In de eerder genoemde brief van Henk Vliem was dat al naar voren gekomen maar tevens bleek dat Johan Prins, de vader van Bep dat ook al uit de mond Bep zelf had gehoord. Toen Bep in kamp Amersfoort zat heeft hij zijn zoon een keer kunnen bezoeken. Tijdens dat gesprek heeft Bep tegen hem gezegd dat Van Zweden van de Berkhofweg tijdens de arrestatie aanwezig was geweest en dat deze hem verraden had. Dit werd duidelijk uit zijn getuigenverklaring bij het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem waarbij Van Zweden werd veroordeeld. Bij datzelfde Hof verklaarde ook Henk Vliem dat Van Zweden bij de arrestatie aanwezig was geweest en dat hij de adressen aan de Duitse militairen had aangewezen. In de dossiers die bij het Nationaal Archief aanwezig zijn komt een duidelijk beeld naar voren van de NSB’er Pieter Franciscus van Zweden. In 1933 was hij samen met zijn vader toegetreden tot de Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Hij verbleef geruime tijd voordat de oorlog uitbrak in Oost Afrika. Hij was stuurman geweest op de Holland Amerika lijn. Ook zijn vrouw was toegetreden tot de NSB. Hij was blokleider en groepsleider geweest in Lunteren. In maart 1942 had hij zich vrijwillig opgegeven voor het Nationaal Sozialistisch Kraftfahrer Korps (NSKK) en daarvoor tot 30 april 1943 als chauffeur in dienst geweest bij de brigade luftwaffe abteilung I/V 1e kompanie en als zodanig in Rusland ingezet. Na terugkomst uit Rusland is hij in januari 1944 in dienst getreden bij de Nederlandse Landwacht waarbij hij in het bezit werd gesteld van een zwart uniform en een jachtgeweer.
De avond van de arrestatie van de inwoners van Lunteren op 13 mei 1944 werd ingeleid door de gewestelijk commandant van de Landwacht Nederland voor Gelderland en Overijssel; Nicolaas Johannes Alblas, eveneens wonende aan de Berkhofweg te Lunteren. Deze was die avond bij Van Zweden gekomen en had hem verzocht mee te gaan met Duitse militairen om langs adressen te gaan van personen die geweigerd hadden in Duitsland werkzaamheden te verrichten. Alblas had hem toen naar Ede gebracht en van daaruit was hij samen met de Duitse militairen, 6 onderofficieren en 14 manschappen, langs de adressen gereden. De Duitsers hadden een lijst met namen en adressen bij zich en deze moest hij aanwijzen. Hij is toen met een damesfiets vooruit gereden en heeft de desbetreffende adressen, vaak op eigen initiatief, aangewezen en dus ook het adres van Bep Prins.
Op 4 juni 1946 doet het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem een uitspraak over de aan Van Zweden ten laste gelegde strafbare feiten. Dat was het in vreemde krijgsdienst treden en het op 13 mei 1944 dienst hebben gedaan bij de Nederlandse Landwacht en uit hoofde van die functie samen met Duitse militairen de verblijfplaats van onder andere Bep Prins en Henk Vliem te hebben aangewezen en daarbij behulpzaam is geweest om hen te arresteren.
De vordering van het openbaar ministerie daarbij was 12 jaar gevangenisstraf en ontzetting uit bepaalde rechten. Uiteindelijk werd de straf vastgesteld op 8 jaar gevangenisstraf en tevens werd hij uit het Nederlanderschap ontzet. Van Zweden ging tegen deze straf in cassatie en bij uitspraak van de Bijzondere Raad van Cassatie van 22 november 1947 werd hij tot een gevangenisstraf veroordeeld van 6 jaar. De reden daartoe was dat hij door het lange verblijf in het buitenland van zijn vaderland was vervreemd en zodoende een gemakkelijk te overreden prooi voor NSB propagandisten zou zijn geworden.
Op 6 oktober 1948 besloot de Minister van Justitie de verdachte Van Zweden voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Hij heeft dan gevangen gezeten van 7 mei 1945 tot 9 oktober 1948. Vanaf die datum heeft hij dan nog een proeftijd tot 8 mei 1951. Hij blijft dan nog steeds onder toezicht staan maar ook dat wordt vanaf 15 augustus 1950 opgeheven zodat hij alleen nog gebonden is aan de proeftijd waarbinnen hij dan zich behoorlijk dient te gedragen en geen strafbare feiten mag begaan. Vanaf 8 mei 1951 is hij dan weer een vrij man en vestigt zich in Den Haag.

Epiloog

Toen de oorlog in mei 1945 was afgelopen was de strijd voor de ouders van Bep nog niet voorbij. Er was ten eerste het afwachten hoe het Bep was vergaan in Duitsland. Op 22 oktober 1945 kwam het verlossende bericht van het Nederlandse Rode Kruis dat Bep op 31 december 1944 in Neuengamme was overleden. Het verdriet binnen de familie was groot en vermoedelijk helemaal bij zijn moeder Hendrika Bos omdat de arrestatie destijds had plaats gevonden tijdens haar verjaardag. Het was in die dagen niet gebruikelijk het verdriet te tonen omdat er zoveel gezinnen waren die dierbaren hadden verloren. Er werd dan ook binnen de familie niet meer over gesproken waardoor het eventuele schuldgevoel onuitgesproken bleef. Tot aan haar dood in 1984 heeft ze een medaillon om haar nek gedragen met daarin de foto’s van haar beide zoons. De ene zoon wel uit het oog maar geenszins uit haar hart!
Ten tweede moest naast het emotionele verlies van hun zoon er een bijdrage geleverd worden aan de vervolging van Van Zweden door middel van het geven van getuigenverklaringen en aanwezigheid tijdens de terechtzittingen. Toen uiteindelijk de straf was opgelegd bleek dat deze ruim lager was dan de eis en dat later ook nog de straf verlaagd werd wegens persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Toen de verdachte Van Zweden later ook nog vervroegd in vrijheid werd gesteld was vader Johan Prins zeer teleur gesteld in het Nederlands rechtssysteem en de regering. Blijkbaar heeft hij dat op een bepaalde manier kenbaar gemaakt want naar hem werd in 1945 en 1946 door de gemeentepolitie Ede, op verzoek van de Centrale Veiligheidsdienst, onderzoek gedaan of hij politiek gezien niet naar het communisme neigde. Het was de tijd van de koude oorlog. Er waren geen aanwijzingen dat dit zo was en zodoende kon in 1947 een mededeling worden gedaan aan het secretariaat van de Koningin dat de familie gunstig bekend stond en zich gedurende de bezettingsjaren goede Nederlanders hadden getoond. Daarop kwam op 7 maart 1947 vanaf paleis Noordeinde een schrijven van Koningin Wilhelmina waarin ze haar deelneming betuigde aan de familie vanwege het overlijden van Bep. Een pleister op de zeer diepe wond die de moord op Bep had veroorzaakt.




Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Inloggen

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Inloggen

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Inloggen