Geschreven door Marijn Kamerling op 06-11-2018
Cornelis Kamerling werd geboren op 29 september 1902 te Otterlo. Zijn vader Jetze Kamerling was militair van beroep. Cornelis groeide op in een een groot gereformeerd gezin. Op 2 januari 1931 trouwde hij op 28-jarige leeftijd te Utrecht met Neeltje Bos. Uit dit huwelijk werd een zoon geboren, Jetze. Die zag op 24 februari 1938 het levenslicht. Inmiddels stond Cornelis voor de klas bij de Eerste Da Costa school aan het Brederoplein te Utrecht. Niet ver daarvandaan woonde het gezin aan de Jutphaseweg. In september 1942 werd hij voor de eerste keer gearresteerd, waarvoor ik de precieze reden niet heb aangetroffen. Een feit is dat hij na elf dagen werd vrijgelaten, mogelijk wegens gebrek aan bewijs. In het rapport van de Landelijke organisatie wordt beweerd dat de Duitsers hadden gesteld, dat Kamerling gevaarlijk spel had gespeeld en indien hij dat weer zou doen dit weleens vervelende consequenties kon hebben. In januari 1943 kreeg Cornelis de oproep om zich te melden aan de Vijverberg te Den Haag, hetgeen vlakbij het Binnenhof gelegen is. Daar was het Reichskommersariat für Verwaltung und Justiz gevestigd. Helaas is hier inhoudelijk niets over te vinden. Een mogelijk verband met het officiele besluit van 4 maart 1943 is er daarentegen wel. ‘Auf Grund des § 3 der Verordnung Nr. 108/40 (vierte Verordnung über besondere verwaltungsrechtliche Manahmen) in Verbindung mit § 4 Absatz 1 der Verordnung Nr. 3/40 über die Ausübung der Regierungsbefugnisse in den Niederlanden entlasse ich mit sorfortiger Wirkung Herrn C. Kamerling aus dem Amte als Lehrer der 1. da Costaschule in Utrecht.’ Na onderzoek van de literatuur blijkt dat dit een soort standaard ontslagbrief is. ‘Eine nähere Begründung der Entlassung enthielt es nicht.’ Friedrich Wimmer maakte middels deze verordeningen van zijn recht gebruik. Kamerling kreeg een jaar wachtgeld mee en besloot nu al zijn tijd te wijden aan het belang van het vaderland. Hij was ouderling van de gereformeerde kerk te Utrecht. In opdracht van die kerk heeft hij gewerkt met mensen die naar Duitsland moesten vanwege de Arbeitseinzatz. Hij sprak met - en wees hen op hun roeping. Verder bezocht hij adressen voor eventuele onderduikers. Deze adressen zocht hij voornamelijk op de Veluwe en in de Achterhoek. Veel verzetsstrijders uit Zeeland kwamen hierheen (Utrecht) en kregen dan vanuit Utrecht een onderduikadres. Ook voor Joodse kinderen heeft hij onderdak gezocht. In het huis van de familie Kamerling aan de Jutphaseweg zat een Joods meisje van 18 jaar. Naast dit meisje hebben ook nog twee jongens ondergedoken gezeten in het ouderlijk huis van mijn vader. Behalve het faciliteren van zogeheten duikadressen verzorgde Cornelis ook de distributie van bonkaarten voor verschillende onderduikers. Hij onderhield contacten met de Achterhoek door middels van Jan Wikkerink en met Zeeland via ds. De Kluis. Dit ging allemaal goed tot 22 november 1943. Op die dag vond er een huiszoeking plaats. Op dat moment was Cornelis uitstedig maar zijn vrouw, kind en twee onderduikers waren wel thuis. De vier man sterke politiemacht stond volhardend aan te bellen. In de tussentijd heeft Neeltje Kamerling – Bos de onderduikers weggewerkt en de radio plus belangrijke papieren in de schuilplaats verstopt. Na twee uren zoeken keerden ze met mevrouw Kamerling terug naar hun hoofdkwartier, omdat Cornelis niet aanwezig was. Mijn vader Jetze Kamerling, toen 5 jaar oud is door de buren opgevangen. Inmiddels was Cornelis gewaarschuwd en dook onder in Aalten. Neeltje Kamerling heeft zeven weken vast gezeten. Het eerste gesprek dat zij na deze tijd met haar man heeft gevoerd spreekt, boekdelen. De beste manier om dit weer te geven is om haar te citeren: ‘Het eerste gesprek dat ik daarna met m’n man had was ik van mening dat hij nu niets meer doen moest. Maar daar wilde hij niets van weten. Hij zei: “wanneer ik een nieuw P.B. heb ga ik rustig verder. Als we vrij willen worden dan moet er gewerkt worden, een strijd tegen Satan, we mogen niet rusten.”. Zo was het, ik heb hem niet geremd. Hij bleef op zijn onderduikadres.’ Het onderduikadres van Cornelis Kamerling bevond zich in Aalten op Oosterkerkstraat nummer 6. De keuze, die mijn grootvader maakte, hield verband met de nazificering van het christelijke onderwijs. Eerder werd al genoemd, dat de Duitse bezetter zich in 1942 ging bemoeien met het onderwijs. In datzelfde jaar werd Cornelis voor de eerste maal gearresteerd. Ontslag uit zijn ambt volgde een jaar later. Dit moet een prikkel zijn geweest om de illegale praktijken uit te breiden. Eerder werd al teruggegrepen op een brief van Neeltje Bos naar de Landelijk Organisatie. Daarin vermeldde zij, dat haar echtgenoot zijn werk onverminderd voort wilde zetten om de strijd tegen Satan te winnen. Dat religieuze aspect komt voortdurend terug. Eerst een uiteenzetting van het verdere leven van Cornelis. Vanuit zijn onderduikadres in Aalten werkte hij door. Onder de schuilnaam de Moorman. Dit ging goed tot 3 mei 1944. Hij is toen bij een persoonscontrole in de trein gegrepen. Na de arrestatie is hij overgebracht naar het hoofdbureau van de politie te Utrecht. Van hieruit ging Kamerling naar kamp Vught op 6 juli 1944. Hij kreeg hier gevangennummer: 10512. Vanuit kamp Vught was Cornelis goed in staat om te communiceren met zijn vrouw. Dit geschiedde via de officiële en onofficiële kanalen. De eerste brief uit Vught lijkt verdacht veel op een boodschappenlijstje. Gevraagd werd om een scheerapparaat, boter, potloodje en een paar stukjes karton. Toch eindigt het briefje met: ‘Laten we Gods tijd afwachten, Hij vergeet en verlaat ons niet. Dat ondervind ik hier ook.’ Een zelfde strekking heeft de brief van 6 augustus. ‘God geeft ook hier zijn zegeningen, iedere dag opnieuw, als hij ons oog daarvoor opent’. Wat opviel, is zijn vraag om een pakketje te sturen naar een medegevangene. ‘Een pakje aan J. Klap, die ontvangt nooit iets van thuis’. Een vermoedelijk later schrijven geeft duidelijkheid over het programma dat werd gevolgd in kamp Vught. En dat viel voor een onderwijzer nog niet mee. Om 4:45 opstaan, 7:00 op het werk, 12:00 eten, 12:45 – 6:30 werk en appel, 7 uur in het blok. ‘Een hele dag en dan op klompen. Eerst viel het niet mee, maar dit gewent.’ Dan vervolgt hij met een godsdienstige zin: ‘Onze vader in de hemel vergeet me ook hier niet en Hij zal ook jou en Jetze nabij zijn.’ Op 6 september 1944 bereikte Neeltje Kamerling het bericht, dat haar man naar Duitsland was afgevoerd. Dit was namelijk op 5 september gebeurd. Of dit te maken heeft met Dolle Dinsdag is niet duidelijk. Maar het is niet ondenkbaar dat de Duitsers de gevangenen verder naar het noorden wilden verplaatsen. Cornelis werd op transport gesteld naar Sachsenhausen. Een plek onder de rook van Berlijn. Over zijn verblijf alhier is niets bekend. Hij heeft hier ook maar korte tijd doorgebracht. Op 16 oktober is hij overgebracht naar Neuengamme, in de buurt van Hamburg. Hij kreeg hier gevangennummer 58445. Neeltje Kamerling – Bos vernam in maart 45 pas dat haar man op 3 januari was overleden. De Nederlandse politie had deze melding ontvangen van de Sicherheitsdienst. Ze besluit een brief met: ‘Wel heb ik de volle overtuiging uit z’n gesprekken en brieven dat voor hem dit sterven eeuwige winst is, maar voor mij en ons zoontje een smartelijk verlies.’
Het motief waardoor Cornelis Kamerling onderdeel ging uitmaken van het verzet valt uiteen in twee delen. Natuurlijk valt zijn werk als leerkracht niet los te zien van zijn geloof. Maar nadat hij in 1942 eenmaal gewaarschuwd werd met een arrestatie en in 1943 met een huiszoeking, ging hij onverschrokken voort.