Petrus Leo Joannes Coebergh

Powered by vir2biz

Persoonsgegevens

VoornaamPetrus Leo Joannes
InitialenP.L.J.
AchternaamCoebergh
GeslachtMan
Geboren10-09-1907 in Leiden.
Overleden02-05-1945 in im Auffanglager Sandbostel.
Plaats grafSandbostel, Kriegsgräberstätte

Gearresteerd doorSD
Reden arrestatieverzet
Gearresteerd inAmstelveen
Gearresteerd op15-11-1944

 

Neuengamme

Aangekomen op04-02-1945
Vanaf plaatsAmersfoort

Detentiegeschiedenis

Amsterdam, HvB, vanaf 15-11-1944 tot 29-01-1945
Amersfoort, vanaf 29-01-1945 tot 02-02-1945

Kampen

Neuengamme
Sandbostel

Voorkomen in literatuur

Gedenkboeken OGS, boek 34

Ingezonden verhalen over Petrus Leo Joannes Coebergh

Geschreven door Beheerder Digitaal Monument op 26-09-2025

Nieuwer-Amstels verzet
Het verzet in Nieuwer-Amstel was zeer gevarieerd samengesteld. In de lokale afdeling van de Nederlandse Unie waren al verschillende personen gegroepeerd, die later gingen samenwerken in het verzet. In kort bestek kunnen de vele personen die zich in het algemeen belang, vaak met gevaar voor eigen leven, hebben ingezet tijdens de Duitse bezetting, niet allemaal worden beschreven. Om een beeld te geven hoe het eraan toeging, worden in dit hoofdstuk enkele verhalen over lokale verzetsstrijders (m/v) belicht.
In Nieuwer-Amstel kwam het verzet uit vele hoeken en gaten, maar er waren in de verschillende wijken enkele groepen aan te wijzen, die een rol speelden in het verzet.
In Bovenkerk was een groep verzetsstrijders actief, onder leiding van Chris Jonkers, die inspecteur bij de Raad van Arbeid was en voor de oorlog tevens raadslid in Amstelveen. In Nes aan de Amstel was meester Van Groeningen, het hoofd van de R.K. lagere school, de centrale figuur in het verzet. Vredeveld, onder de bezielende leiding van ‘vader Boon’ bood plaats aan diverse onderduikers en hier werden tevens illegale bladen gemaakt. Enkele gereformeerden uit de Witte Stad vormden een zogenaamde groep van twintig, die verzetswerk ging doen. In Elsrijk hielden vader Carel en zoon Juul Baller zich bezig met diverse verzetsactiviteiten, zoals het vervalsen van doopbewijzen, het verspreiden van illegale kranten en de (illegale) voedselvoorziening van onderduikers. Juul werkte bovendien op een cruciale positie als ambtenaar bij de distributiedienst van Nieuwer-Amstel, waar hij bonkaarten voor het verzet kon bemachtigen. Een belangrijke verzetskern is aan te wijzen in de Van IJsselsteinlaan en de omringende straten. Hier woonden onder anderen Piet de Winter, de latere commandant van de BS en Reijer Hendrikse, hoofd van de centrale boekhouding van de gemeente Nieuwer-Amstel.
De kerken speelden hun eigen rol in het verzet. Strijdbare dominees als Meindert Hinlopen van de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband en dominee Jelle van Kuiken van de Dorpskerk zijn hier voorbeelden van, die geen blad voor de mond namen. Dominee Hinlopen heeft vanwege zijn verzetsactiviteiten nog enige tijd in Dachau gevangen gezeten. Ook de Pauluskerkgemeente was tijdens de bezetting een plek waar de gemeenteleden samen werkten in verzetsdaden.
In 1949 werden vier straten in Keizer Karelpark genoemd naar verzetsstrijders: Nieuwenhuijsen, Romp, Pieron en Van der Leek. In 1954 kwamen daar nog drie bij in dezelfde wijk: Benders, Goldschmeding en Huese.
In 1995 werd enkele nieuwe straten in de wijk Kostverloren voorzien van namen van verzetsstrijders: Piet de Winter, Tineke Guillonard, Frits Muller, Petrus Coebergh, Anton de Lange, Jan van Mierlo, Riek Blokland Pater en Tom Lodewijk.
Piet Coebergh
Petrus L.J. (Piet) Coebergh, elektrotechnisch ingenieur, woonde toen de oorlog uitbrak met zijn echtgenote Phyllis, in de buurt van Antwerpen. Hij werkte bij de Bell Telephone Manufacturing Co. Na een omzwerving door Frankrijk grotendeels per fiets, waarbij zij probeerden naar Zwitserland te komen, waar Coebergh had gestudeerd, kwamen zij terug in België. Hier bleek hun huis inmiddels door de Duitse Wehrmacht te zijn gevorderd. Het paar kreeg terug in Nederland de indruk dat het dagelijks leven bijna als vanouds verliep, behalve dat het voedsel op de bon was en met gas en licht zuinig moest worden gedaan. In de beginfase was het optreden van de Duitse bezetter gematigd en voelde men zich niet direct bedreigd.
Met ingang van 1 november 1940 werd Piet Coebergh benoemd tot ingenieur der Telegrafie en Telefonie van de Technische Binnendienst van de PTT in het Telefoondistrict Amsterdam. Hij was speciaal belast met de leiding van het versterkerstation, het centrale punt waar alle interlokale verbindingen passeerden, inclusief de door de Duitsers gevorderde telefoonverbindingen. De familie Coebergh woonde vanaf december 1940 aan de Rambaldolaan 13 in de Witte Stad in Nieuwer-Amstel, waar hun twee zoons werden geboren.
Coebergh liep geen gevaar om opgeroepen te worden voor de arbeitseinsatz vanwege zijn functie bij de PTT.
Zijn echtgenote schreef na de oorlog over die tijd: “Ondanks de toenemende tekorten konden wij aanvankelijk zonder veel moeite in ons levensonderhoud voorzien. Maar naarmate de oorlog voortduurde en de onderdrukking door de Duitsers zich verder verscherpte, kregen ook wij te maken met bange vragen over de toekomst van ons land.”
In zijn tijd bij de PTT legde hij voor het verzet telefoonverbindingen en doorverbindingen aan die van groot belang waren en waardoor mensenlevens zijn gespaard. Deze verbindingen werden gebruikt om te waarschuwen bij verraad of razzia’s. Maar ook het contact van de regering in Londen liep voor een belangrijk deel via de Amsterdamse telefoonlijnen. Daarnaast was er een net van vaste telefoonverbindingen over Amsterdam, die zich voortzetten tot het front en die later een belangrijke rol hebben gespeeld bij de voorbereiding van de capitulatie. Ook bij de totstandkoming van deze verbindingen heeft Coebergh een rol gespeeld. Vermoedelijk heeft hij banden gehad met de Centrale Inlichtingen Dienst (CID), die een van de meest belangrijke illegale telefoonnetten in beheer had. Omdat er in een van de PTT-gebouwen een permanente Duitse bezetting was, had Coebergh een knop onder zijn bureau waarmee hij zijn collega’s kon waarschuwen bij onheil. Hij wist, dat hij zich bij ontdekking van zijn acties door de Duitsers in een uitermate moeilijke positie zou bevinden.
Hoe de Duitsers hem precies op het spoor zijn gekomen is niet bekend. Eind oktober 1944 werd hem aangeraden om onder te duiken. Dat deed hij bij een bevriende arts in Uithoorn. Na enige tijd keerde hij terug op het werk.
In de vroege ochtend van 15 november 1944 werd Coebergh door de Sicherheitsdienst van zijn bed gelicht en ter plekke gearresteerd. Toen hij merkte dat het huis omsingeld was, was zijn reactie: ‘dan ben ik de l..!’ Huiszoeking bracht geen belastend materiaal aan het licht. Op dezelfde dag deed de SD een overval op het kantoor aan de Spuistraat, waar Coebergh werkte. De geheime schakelaar onder zijn bureau werd niet gevonden.
Coebergh werd naar het Huis van Bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen in Amsterdam gebracht. Er mocht niet met hem worden gecorrespondeerd. Zijn echtgenote ging iedere vrijdag was halen of brengen en kon vanaf de binnenplaats korte gesprekken met hem voeren.
Op 2 februari 1945 werd Coebergh via Amersfoort naar concentratiekamp Neuengamme nabij Hamburg gebracht, zonder proces veroordeeld als illegaal werker. Vanaf dat moment voorzag het verzet zijn gezin in Nieuwer-Amstel van clandestien vlees en ondergrondse persberichten.
In Neuengamme moesten gevangenen lichamelijk zwaar werk verrichten en kregen zij weinig voedsel. Velen raakten ziek en stierven. Coebergh werd al op 28 februari opgenomen in het Revier III (zieken barak). Vanaf 12 april begon de ontruiming van Neuengamme en bepaalde buitenkampen binnen en buiten Hamburg. Totaal 9.000-10.000 gevangenen werden naar het krijgsgevangenenkamp Stalag X B Sandbostel bij Bremervörde gebracht. Omstreeks 16 april kwam Coebergh in zeer verzwakte toestand in Sandbostel aan. Veel van zijn medegevangenen stierven hierbij, of werden gefusilleerd. Deze personen kwamen in massagraven in de omgeving terecht.
Toen Sandbostel op 29 april 1945 werd bevrijd, waren er circa 14.000 krijgsgevangen en nog maar 6.780 KZ- gevangenen (concentratiekampgevangenen), waaronder 346 Nederlanders. De situatie was uiterst treurig en de gevangenen bevonden zich in slechte toestand. Velen stierven door tyfus. Piet Coebergh overleed op 2 mei 1945 in Sandbostel op 37-jarige leeftijd. Hij was zeer ziek en zwak en leed aan dysenterie. De familie is er nooit achter gekomen waar hij begraven ligt. Van de ruim 9.000 KZ-gevangenen die in de periode van 12-29 april in Sandbostel gezeten hebben, heeft een derde het kamp niet overleefd.
Voor Piet Coebergh werd op 26 september 1945 in het telefoongebouw aan de Spuistraat 175 in Amsterdam, zijn laatste werkplek, een reliëf aangebracht met een symbolische mannenfiguur die een band legt tussen de vier afdelingen van de Technische Dienst van de PTT. Het reliëf is een ontwerp van H.J.J. Dannenburg en is uitgevoerd in gegoten lood. Jaarlijks werden de omgekomen medewerkers herdacht. Het is onbekend waar het reliëf zich nu bevindt. Zijn weduwe keerde met haar twee zoons in 1947 terug naar Zwitserland.
Piet Coebergh is een voorbeeld van hoe werknemers op centrale posities konden meewerken aan het verzet. Zij deden dit uit volle overtuiging en met gevaar voor eigen leven.

Bron: Amstel Mare 116 - 2020

Verhaal insturen

U dient ingelogd te zijn om een verhaal in te sturen.

Inloggen

Foto insturen

U dient ingelogd te zijn om een foto in te sturen.

Inloggen

Wijzigingen doorgeven

U dient ingelogd te zijn om een wijziging/opmerking te versturen.

Inloggen