Geschreven door Roelie Spanjaard-Visser op 09-06-2021
Feico Pieter Jan Camphuis, (directeur van de steenkoolhandel) geboren op 24 juni 1890 te Groningen, overleden op 27 april 1945 te Lübeck, Stadtkreis Lübeck.
Naast directeur van de steenkoolhandel Dikema en Camphuis was hij ook wethouder en locoburgemeester van de gemeente Eelde. In die hoedanigheid had hij in de periode van 14 juli 1942 tot 21 december 1942 als gijzelaar in Haaren vastgezeten. Hij woonde in Paterswolde. Camphuis was betrokken bij wapendroppings bij Bakkeveen in Friesland, waar hij een groot stuk heideveld en een boerderij bezat.
Hij werd gearresteerd op 20 september 1944, toen hij net voor een paar dagen op zijn boerderij in Bakkeveen was, omdat de grond in Paterswolde hem te heet onder de voeten werd. Op de avond van 19 september 1944 kwam een goede kennis uit Groningen, P. Roelfsema bij hem op bezoek en vroeg of hij op de boerderij kon onderduiken. Dat werd toegestaan, maar de volgende ochtend kwamen de Duitsers.
Camphuis en Roelfsema werden gearresteerd en overgebracht naar het Scholtenhuis aan de Grote Markt in Groningen, een berucht moordhol van de Duitsers. Roelfsema werd na enige tijd gefusilleerd en Camphuis werd op beschuldiging van hulp aan de wapendroppings in Bakkeveen ter dood veroordeeld. Een straf die later werd omgezet in deportatie naar concentratiekamp Neuengamme.
Op 16 januari 1945 werd hij overgebracht naar Neuengamme. Veel van zijn lotgenoten werden daar in die periode opgehangen of op een andere manier om het leven gebracht. Camphuis bleef als enige van zijn groep in leven. Tegen het einde van de oorlog werden de overgebleven gevangenen van Neuengamme overgebracht naar Lübeck waar zij op een paar schepen terechtkwamen. Deze schepen werden gebombardeerd door de RAF op 3 mei 1945, maar Camphuis overleed aan uitputting op 27 april 1945 in Lübeck. In Eelde werd hij herbegraven.