Geschreven door Tiny la Roi op 12-03-2018
Lourens Broersma is geboren op 4 december 1895, in Sexbierum. Hij was de zoon van Haye Broersma, koster in Sexbierium (20-3-1870 – 28-12-1942) en Grietje de Zee (5-9-1869 – 19-9-1938). Hij trouwde op 6 augustus1925 met zijn nicht Saapke de Zee (23-2-1902- 8-3-1972). Samen kregen ze zes kinderen. Hun oudste kind werd levenloos geboren op 28-4-1926. Daarna volgden Tiny (30-5-1928 – 9-3-2013), Grietje, (Zus) (1-5-1930 – 18-9-2012),
Geiske (20-2-1934 - 18-07-2022), Haijo (26-9-1937 – 4-6-1964) en Aafke (31-3-1942).
Lourens wordt onderwijzer in Harlingen. Die beroepskeuze wordt mede bepaald door zijn zwakke gezondheid, waardoor hij niet in staat is zware (land)arbeid te verrichten. Het is zijn ambitie om als onderwijzer uitgezonden te worden naar Java in Nederlands-Indië. Zijn vrouw Saapke komt wel door de gezondheidskeuring, maar hijzelf wordt afgekeurd, omdat zijn fysieke conditie niet geschikt zou zijn voor een (langdurig) verblijf in de tropen.
Eenmansacties
In het najaar van 1940 verbieden de Duitsers bijeenkomsten met meer dan 19 personen. In Harlingen fungeren onder andere de ARP-kiesvereniging en de christelijke mannenvereniging, waarvan Lourens Broersma deel uitmaakt, als dekmantel voor politieke bijeenkomsten. Bij deze organisaties melden zich de mensen die moeten onderduiken voor de Duitsers als gevolg van diverse maatregelen. Eind 1941 verplichten de Duitsers alle studenten om zich te melden voor de Nederlandse Arbeidsdienst. Op 1 april 1942 wordt de algemene arbeidsplicht afgekondigd voor alle mannen tussen 18-40 jaar. In eerste instantie zijn het vooral familieleden of bekenden die zich melden, en bestaat de hulp meestal uit niet-georganiseerde eenmansacties. Lourens Broersma heeft zich op dit vlak verdienstelijk gemaakt en in zijn eentje wel vijftig onderduikers geplaatst (Norg, 2005, p. 56). Een belangrijk toevluchtsoord was de Liauckemastate in Sexbierum. Hier hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog veel onderduikers een schuilplek gevonden tot deze verzetsgroep door verraad werd opgerold (Norg, p. 76).
Georganiseerd verzet
Al direct na de capitulatie in mei 1940 ontstaan er in Nederland diverse initiatieven om het verzet te organiseren. Een ervan is de Ordedienst (OD). Onderdeel van deze dienst is het verzamelen van de gegevens van politiemensen die samenwerken met de Duitse diensten Sipo/SD. Na enige tijd komen daar de gegevens van de zogenoemde V-Männer (betaalde verraders) bij. Deze gegevens worden landelijk verspreid in het Signalementenblad via een uitgebreid netwerk van contactpersonen. Lourens Broersma is vanaf 1942 een van de verspreiders van dit blad (Norg, 2005, p. 61). Vanaf datzelfde jaar, tot zijn arrestatie in januari 1945, zorgt hij ervoor dat giften van het personeel van lager- en middelbaar onderwijs terecht komen bij het Nationaal Steunfonds (NSF), een landelijk verzorgingsfonds voor financiële steun aan de illegaliteit. Onder leiding van de belastinginspecteur Zweep waren enkele ambtenaren van het belastingkantoor direct bij het werk voor de NSF betrokken (Norg, 2005, pp. 81-82).
De arrestatie
Op dinsdagavond 9 januari 1945 wordt Lourens Broersma door de Duitsers gearresteerd. De drie jongste kinderen liggen dan al in bed. De twee oudsten zijn getuige van de aanhouding. Tijdens de huiszoeking worden, verstopt in een kinderwagen op de zolder, een exemplaar van Trouw en enkele bonkaarten gevonden; het bewijs dat Lourens Broersma betrokken was bij illegale praktijken. Een Duitse officier zegt over deze arrestatie een dag later triomfantelijk dat ze ‘met de arrestatie van ein Lehrer – meester Broersma – een belangrijke terrorist in Harlingen te pakken hebben gekregen’ (Norg, 2005, p. 91).
Het verraad
De arrestatie heeft een bizarre voorgeschiedenis. Een van de leden van het verzet in Harlingen is Y.J. Faber, distributieambtenaar van het distributiekantoor. Faber heeft een 17-jarige pleegdochter uit Amsterdam in huis, die zonder medeweten van haar pleegouders een baantje bij de Duitse Wehrmacht heeft aangenomen. Bovendien is zij een relatie begonnen met een getrouwde Duitse Feldwebel, wat tot gevaarlijke situaties kan leiden. Een verbod op de omgang met de Duitsers heeft geen effect, waarop de pleegouders besluiten de jonge vrouw terug te sturen naar Amsterdam. Ze wordt op dinsdagochtend 9 januari 1945 op de boot gezet die een beurtdienst met Amsterdam onderhoudt. De vrouw wordt door twee overijverige douaneambtenaren, die alle vervoer grondig controleren, uitgebreid ondervraagd. Ze vertelt dat haar pleegvader bonkaarten voor onderduikers verstrekt en illegale bladen leest en verspreidt. Deze verklaring heeft een domino-effect tot gevolg. Faber wordt nog diezelfde avond gearresteerd, evenals Broersma en nog een derde, G. Pierik. Een dag later worden nog eens twee personen, J.F. de Jong en F. Post, aangehouden. In totaal worden in een week tijd in Harlingen 25 personen opgepakt. Elf van hen worden na enige tijd vrijgelaten. Veertien personen overleven de oorlog niet. Slechts enkele betrokkenen weten tijdig onder te duiken.
Gevangenschap
Lourens Broersma en de vier mannen die als eersten zijn aangehouden, worden in de middag van 10 januari 1945 naar de Sicherheidsdienst (SD) in Leeuwarden overgebracht. Eén van hen, J.F. de Jong, wordt op 14 januari overgebracht naar Assen, vanwaar hij later weet te ontsnappen. Eén man, A. Schaafsma, overlijdt in de gevangeniscel in Leeuwarden. Op 15 januari worden dertien Harlingers overgebracht naar het Scholtenshuis in Groningen. Van daaruit worden ze op dinsdag 16 januari op transport gesteld naar Neuengamme, tezamen met een honderdtal gevangenen uit Assen en Groningen. De groep arriveert op donderdag 18 januari in Neuengamme. Onder hen is ook Klaas Norg. Hij en nog twee anderen stonden lange tijd te boek als ‘vermist.’ Zijn zoon Jan Kornelis Norg heeft in het Neuengammebulletin van maart 2015 verslag gedaan van een tot die tijd in de geschiedschrijving van Neuengamme ‘vergeten groep van 110.’ Drie Harlingers, K. Norg, F. Post en J. A. Huijser worden bestempeld als zogenoemde Todeskandidat of Torsperre. Zij worden uiteindelijk in Neuengamme opgehangen en gecremeerd.
De snelheid waarmee de ‘bewijsvoering’ en veroordeling van de Harlingers heeft plaatsgevonden, is bijzonder. Een transport naar Neuengamme van aangehouden verzetsmensen uit Assen en Groningen stond al gepland voor 16 januari. De groep Friezen hieraan toevoegen ligt voor de hand. Daar komt bij dat het ‘Sonderkommando’ van de SD in Leeuwarden in januari 1945 beschikt over verregaande bevoegdheden om gearresteerde verzetsmensen (terroristen) te veroordelen. Hiervan is door de desbetreffende commandant, Arthur Wilhelm Albrecht, dankbaar gebruik gemaakt om zijn positie te versterken (Norg, 2005, p. 97). Lourens Broersma overlijdt op 4 maart 1945 volgens de overlijdensakte aan de gevolgen van ‘oedema.’ Het is opmerkelijk dat hij van de groep, ondanks zijn zwakke gezondheid, de erbarmelijke omstandigheden – 10-12 uur per dag werken, zonder voldoende eten en drinken, en onder slechte hygiënische omstandigheden – in Neuengamme het langst heeft overleefd. Eén Harlinger, J. van Wier, wordt met een aantal andere gevangenen verder op transport gezet. Hij overlijdt op 27 april 1945 in concentratiekamp Ravensbrück.
Na de oorlog
De bevrijding in mei 1945 is voor de achterblijvers een moeilijke periode. Hoe vier je de bevrijding, zolang niet bekend is wat er met hun man en vader is gebeurd? Het bericht dat Lourens Broersma op 4 maart 1945 in Neuengamme is overleden, bereikt de familie in Harlingen pas in augustus 1945. Negen mannen uit Harlingen zijn begraven op de Friedhof Ohlsdorf in Hamburg. Hun precieze begraafplaats is goed geadministreerd, omdat de begrafenisondernemer de gegevens nodig had voor zijn uitbetaling. In 1950 is deze begraafplaats heringericht, waarbij een speciale Nederlandse afdeling is aangelegd. Twee van de negen mannen die in eerste instantie in Hamburg zijn begraven, G. Pierik en K.N. Weitenberg, liggen daar nog steeds begraven. Eén man, Th. Jorna, is herbegraven op het ereveld in Loenen (Veluwe). Lourens Broersma en vijf andere mannen, H. Alkema, J. Drost, Y.J. Faber, J. Wiersma en W. de Wit, zijn op 25 oktober 1951 na een rouwdienst in de Grote Kerk herbegraven op de Algemene Begraafplaats in Harlingen (Norg 2005, p. 104). De graven liggen rondom een herdenkingszuil, een vlammende toorts, met daarop de tekst:
FALLEN YN 'E STRIID
TSJIN ÛNRJOCHT EN SLAVERNIJ
DAT WIJ YN FREDE FOAR
RJOCHT EN FRIJDOM WEITSJE
GEVALLEN IN DE STRIJD
TEGEN ONRECHT EN SLAVERNIJ
OPDAT WIJ IN VREDE VOOR
RECHT EN VRIJHEID WAKEN
Op 4 mei 2014 zijn twee zerken bij het bestaande monument geplaatst. Op de ene staan de namen vermeld van de vier Harlingers, J. A. Huijser, K. Norg, F. Post en J. van Wier, die geen aanwijsbaar graf hebben gekregen. Op de andere zerk staan de namen van de drie mannen, Th. Jorna, G. Pierik en K. N. Weitenberg, die elders zijn begraven (Norg, 2015).
Friese Stichting 40-45
In de jaren na de oorlog ontvangt de familie Broersma, en met hen vele anderen, financiële en immateriële ondersteuning van de Friese Stichting 40-45. Geiske Broersma herinnert zich de bezoeken van medewerkers aan huis, bij wie haar moeder letterlijk en figuurlijk kon uithuilen, en de vakanties op Ameland. Ze bivakkeerden daar met een aantal gezinnen in een vakantiehuis met de toepasselijke naam: De Terrorist. Saillant: de oorspronkelijke barakken zijn gebouwd door de Duitsers. Oud-leden van de zogenoemde knokploegen (KP’ers) hebben deze geschikt gemaakt als vakantieverblijf, voor ongeveer 25 gasten. De officiële opening is op 2 juni 1946. Aanvankelijk maken vooral familieleden van gevallen KP-ers en oud-verzetsstrijders die kampen met lichamelijke of geestelijke klachten hiervan gebruik. Vanaf 1948 regelt de Stichting Friesland 1940-1945 de vakanties, waarin zowel voor de moeders als voor de kinderen een dagprogramma wordt georganiseerd. In november 1953 besluit de stichting te stoppen met het aanbieden van de vakanties. De belangstelling loopt om verschillende redenen terug. Sommige oorlogsweduwen zijn hertrouwd en gaan met hun nieuwe gezin op vakantie. Anderen ontvangen een vakantietoeslag van hun werkgever, waardoor zij in staat zijn zelf een vakantie te bekostigen (Friesch Dagblad, 2014).
Bronnen:
Boersma, B. (2014). ‘Voor het eerst na de bezetting dat ik werkelijk vreugde smaakte’. In: Friesch Dagblad, 12-04-2014.
Norg, J.K. (2005). Harlingen en de Tweede Wereldoorlog. Van crisis tot wederopbouw. Harlingen: Flevodruk.
Norg, J.K. (2015). ‘Reactie van lezers op artikelen in bulletin september 2014.’ In: Neuengamme Bulletin. Rotterdam: Stichting Vriendenkring Neuengamme.
Herinneringen van Geiske la Roi-Broersma.
Auteur: Tiny la Roi (dochter van Geiske Broersma), in samenwerking met Lourens Boomsma (zoon van Tiny Broersma).
Oss/Ryptsjerk, februari 2018